Wi ke tu
Wiketu, staat er in grote letters op de stenen muur. Wi – ke – tu. Ik denk aan indianen en Old Shatterhand, op grote ruige paarden door een eindeloze vlakte met hier en daar een cactus en nergens water te bekennen.
Ik sta in een lange rij te wachten voor het rode licht. Geen paard te zien, laat staan een indiaan. Wel auto’s, rijen dik. Het is spitsuur, de tijd om stil te staan zodat je eindelijk eens leest wat op de muur geschreven staat.
Wiketu. En er staat ook nog iets onder.
Wiketu ver inningsplein.
Iets uit de jaren zeventig, vermoed ik, want wie ver-int er tegenwoordig nog? Het is alles buitenkant wat de klok slaat. Strakke boezems, volle lippen, sterke billen, een hoge rekening van de privékliniek. Hoewel we graag bij iedereen naar binnen loeren, big brother, de bauertjes, gouden kooi, zijn we zelf van binnen weg aan het rotten totdat we holle vaten zijn die alleen nog echo-en wat anderen beweren.
Wiketu Verinningsplein.
In grote bruine letters bevestigd aan de muur, met hier een daar een spatie, alsof de schrijver even na moest denken.
Het licht springt eindelijk op groen en de auto’s komen in beweging. Een voor een draaien ze linksaf, het kruispunt op, van Paterswoldseweg naar Winkelcentrum Overwinningsplein. Nu ik langzaam optrek zie ik beneden in het gras een paar losgeraakte letters, een O, een W en nog zo wat. Ze liggen langzaam tot stof weder te keren totdat niemand meer weet dat ze ooit hebben bestaan.
|