Kruimels
Beluister of download mp3 >>
De grijze tegels onder mijn voeten zijn dertig bij dertig centimeter, ze liggen om en om, waardoor er een ruitpatroon ontstaat.
Duizenden, miljoenen tegels vormen de stoep waarop ik nu loop. Als ik passen van negentig centimeter maak, hoef ik nooit op de richels terecht te komen.
Grijs zijn ze, en talloos zijn ze. Gelijk zijn ze. Hoe onderscheid je de ene tegel van de andere? Je moet er echt met je neus bovenop gaan staan om hier en daar een afwijkend vlekje te vinden. Een extra stukje kauwgom dat erop platgetrapt is. Een kleine beschadiging aan de hoek misschien.
Maar dat is niet de bedoeling. Deze tegels willen gewoon opgaan in de massa, grijs zijn, vierkant en gelijkvormig.
Af en toe stap ik per ongeluk toch op een richel.
De plastic hengsels van mijn boodschappentas maken striemen in mijn hand. Koffie, kaas, melk, yoghurt, en wijn. Kilo's draag ik mee. Kilo's consumentenspul. Dat ga ik straks allemaal opeten en –drinken. Maar ja, daarna moet ik ook de kilo's weer met mij meedragen.
Aan de ene kant trekken de huizen aan mij voorbij, aan de andere kant geparkeerde auto's. Elk handschoenenkastje probeert uit te blinken in vormgeving maar blijkt uiteindelijk toch maar gewoon een kastje te zijn. Soms heeft er eentje zelfs plaats moeten maken voor een airbag. Op de dashboards ligt een pen, dan weer een elastiekje, een parkeerbonnetje of een wegenkaart. Maar verder zien de auto's er opgeruimd uit. Geparkeerde mini huisjes, waarvan zondagmorgen de deuren weer open zullen gaan. Waarin iemand eerst een grote tas met speelgoed en een zak vol snoepgoed naar binnen schuift. Waarna het kroost op de achterbank kruipt, gewapend met gameboys en mobieltjes. En dan pa en ma voorin, en dan gas geven, op weg naar het laatste pretpark dat de kinderen nog niet hebben gezien. En 's avonds staan ze dan weer hier. Met misschien een extra elastiekje op het dashboard. Dat is alles.
Mijn plastic tas houdt het niet lang meer. Als ik mijn boodschappen nu over straat laat rollen, schiet er misschien iemand te hulp. Ik slinger de tas expres een beetje op en neer.
Hij is toch steviger dan ik dacht. Niemand schiet te hulp.
Ik zet de tas neer, de wijnfles tikt klinkend tegen de tegels. Ik wrijf de striemen uit mijn hand. Aan de overkant ontmoeten twee mensen elkaar. Hun hoge stemmen fladderen om hen heen. Ze omhelzen elkaar en lopen gearmd verder. Dan vervagen hun stemmen weer.
De tas leunt tegen mijn been. Hij zakt scheef, de scherpe randen van het melkpak prikken in mijn kuit.
En die grijze tegels. Die liggen daar maar. Of IK er nou loop of iemand anders, het is ze om het even. Morgen liggen ze er ook nog wel en daar hebben ze volledig vrede mee. Wat lijken ze toch graag op elkaar. Vlak, koud, hard en grijs. Vier hoeken. Onveranderlijk.
Met mijn andere hand pak ik de tas op. Het lopen begint weer. Het striemen ook. Ik moet nog even volhouden. Ik laat de geparkeerde auto's links liggen en gluur nu bij elk huis naar binnen, voor zover de vitrages dat toelaten. Soms een rode bank, soms een zwarte. Maar altijd een bank. En altijd zonder iemand. Lege huizen. Vanochtend was het er nog een drukte van belang. Lichten gingen aan, fluitketels zongen, broodtrommeltjes werden gevuld, jassen aangetrokken, stemmen meegenomen naar bus, auto, fiets, kantoor, werkplaats en klaslokaal.
Stof dwarrelt terug naar zijn plaats.
Mijn lopen krijgt het stof niet in beweging. Mijn kijken krijgt de lichten niet meer aan. Mijn adem weet geen lucht meer te verplaatsen, mijn benen stokken, mijn lichaam hapert, ik begin te vallen…
Welnee, ik val helemaal niet. Ik moet ook meteen weer zo dramatisch doen. Ik loop gewoon door, met mijn tas vol vergankelijke waar, als een oneindig klein stipje op een uitgestrekt grijs ruitjespatroon. Een onbetekenend figuurtje op een plat vlak. Niets aan de hand.
Ik loop gewoon door, terwijl de hengsels striemen, de melk in het pak klotst en mijn blaas langzaam maar zeker begint op te spelen. Ik moet dringend plassen, maar het is zeker nog tien minuten lopen. Ik zou natuurlijk kunnen aanbellen bij een willekeurig huis. Maar wie laat je tegenwoordig nog binnen voor een onschuldig plasje? Wat komt u doen, zegt u? Nou, dat dacht ik toch niet. Dat is mij te riskant. U haalt stiekem onze jaszakken leeg. Of u legt een bom onder de wc. Nee, probeert u het eens bij een café verderop of zo. Goedemiddag.
Mijn voetstappen weerkaatsen tegen de gesloten gevels van de dode huizen. Het lijkt of de boodschappentas alleen nog maar in gewicht is toegenomen. Mijn blaas protesteert steeds heftiger. Het melkpak stoot zijn gemene rand bij elke pas tegen mijn kuit.
En nou is het afgelopen. Ik zet de tas neer, pak de melk eruit en zet hem in de dichtstbijzijnde portiek, pal voor de deur. Misschien dat ZIJ er nog wat aan hebben. Of hun kat. IK moet verder nu.
Ik zet er flink de pas in. Passen van minstens negentig centimeter. Maar de tas blijft trekken aan mijn blaas. Weer moet ik stoppen. Die twee pakken koffie wegen toch zeker ook wel een kilo samen. Weg ermee. Ik zet ze tegen de deurpost bij nummer 23 en loop verder.
Het is nog niet genoeg zo. Yoghurt. Waarom heb ik MAgere yoghurt gekocht? Zo'n pak weegt net zoveel als volle yoghurt maar het is lang niet zo lekker. De yoghurt kan weg. Alsjeblieft, nummer 21. Eet smakelijk.
De tas is lichter, maar niet licht genoeg. Nummer 19 krijgt van mij de fles rode wijn uit Portugal. Misschien hebben ze wel wat te vieren, vanavond. Wacht, ik leg het zakje borrelnootjes er ook bij. Dat is wel zo gezellig.
De kaas zal er ook aan moeten geloven. Oude kaas, een pondje. Hij krijgt een plekje op het plateau voor de deur van nummer 17.
Ik sta nog voorover als mijn oog valt op twee gigantische gymschoenen op de drempel. Te zien aan de schoenmaat moet het wel een reus zijn die nu in de deuropening staat. Ik staar naar de kaas op het stoepje. Een armetierig stukje is het. Ik heb geen wijn meer en geen borrelnootjes. Kun je een reus wel gunstig stemmen met zo'n blokje kaas? Wat heb ik nog meer te bieden? Hagelslag heb ik nog. Een zakje achterham. Croutons voor in de soep. Ja, croutons, met tuinkruiden. Een grote zak vol, ze waren in de aanbieding. Ik eet zelden soep maar zo'n aanbieding laat je toch niet liggen. Dat spul blijft wel een tijdje goed en als je eens trek hebt en geen chips in huis kun je altijd nog een handje croutons nemen. Dat dacht ik, toen ik voor de schappen stond, maar als ik geweten had dat ik oog in oog zou komen te staan met een reus had ik toch heel andere boodschappen gedaan.
Hij heeft nog niets gezegd. Ik richt me langzaam op en open mijn mond om hem te begroeten maar voor ik het weet heb ik al twee grote klauwen in mijn nek en word ik door elkaar geschud en…
Nee. Nee. Nee. De schoenen zijn leeg. Ze staan gewoon te luchten op de drempel. De deur is dicht. Het licht is uit. Er is niemand. Geen reus, geen muis, niemand.
Ik prop mijn kaasje in een van de schoenen. In de andere schoen zet ik de zak croutons. De ham leg ik erbij. De hagelslag ernaast. Wel een originele combinatie.
Ik ben niet zo ver meer van mijn huis. Mijn blaas staat op knappen, maar mijn tas is leeg. Ik laat het plastic los en meteen pakt de wind hem op. De tas snelt als een blauwe ballon voor me uit, eerst hoog langs de gevels, dan weer laag over de tegels. Dansend gaat hij voort, hij brengt het grijs tot leven. Steeds sneller vliegt hij en woester, klapperend als een zeil op volle zee, totdat hij zich vlak voor mijn huis te pletter vliegt tegen een lantaarnpaal.
En terwijl ik mijn deur van het slot doe en de gang in ren op weg naar de wc, zijgt hij op straat ineen tot een onbetekenend blauw vlekje op een oneindig grijze vlakte in een oneindig lege stad.
(gesponsorde berichten)
|